Scheepsbevrachter

Een scheepsbevrachter en schippersbeurtmeester. Het huis zelf zag er in de negentiende eeuw er totaal anders uit. Het was lager en langs het water waren twee klokgeveltjes.

Bewoners waren Jac. Berghuis, die bakker was, een cafe had en varkens mestte. Na de dood van Berghuis werd de woning verbouwd in twee gedeelten. Mevr. Berghuis trouwde met J. Engberts en bleef met hem in het ene deel wonen. Engberts was schippersbeursmeester en zette ook het cafebedrijf door. In de schuur werd de beurs voor de kleine binnenvaart gehouden. Verder had hij de verkoop van leidingwater, petroleum en verfproducten aan schippers. Smit was een bevrachter die zijn handel had in het cafe. Later was Patje de bevrachter (beiden woonden hier niet).

Kapper Visser heeft in het andere gedeelte zijn kapsalon gehad. Later woonden er o.a. Jacob Funcke en Mek de Groot.

“Voor de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) werd het dorp gedurende de wintermaanden mede door een groot aantal schippers bewoond. Schippers meerden af in het Winsumerdiep, vlakbij het café (Uiterdijk 10)  met de schippersbeurs. Dit betekent veel extra bedrijvigheid in het dorp, handel voor de middenstand en de scholen kregen extra leerlingen door de vele schipperskinderen. De schippers bevolkten dan samen met de tichelwerkers de vele kroegen die Onderdendam bezat. Dertig schepen in Onderdendam was heel normaal. De armoe op de boten was vaak schrijnend. De schippersvrouw moest maar zorgen dat ze met haar kroost de winter doorkwam. De schepen werden in die tijd getrokken door scheepsjagers, vaak opgeschoten jongens die, met of zonder paard, de boten trokken. Wanneer het geld op was, moest moeder de vrouw in ’t zeel. Een Groninger gezegde is dan ook: ‘Dij zien vraauw laif het, holdt heur veur ogen, zee schipper en dee heur in lien ‘. Vertaling: ‘Wie van zijn vrouw houdt, zorgt dat zij in je blikveld blijft en het best in het zeel‘.

Beeld van Vrouw in het zeel

Er werden veel bevrachtingen vanuit Onderdendam uitgevoerd, vooral stenen, buizen, zand, grint, steenkool, turf, aardappelen, stro, suikerbieten en vlas. Om in te tekenen op vracht was in Onderdendam de schippersbeurs opgericht. Het dorp werd in de dertiger jaren van de vorige eeuw getroffen door een schippersstaking. De tarieven waarvoor de vracht werd aangeboden op de beurs waren voor de schippers te laag, reden waarom ze de beurs (de bevrachters) boycotten. Tot woede van de schippers vervoerden tichelwerkers van de steenfabriek Limborgh Meijer aan de Winsumerweg, met een praam, stenen naar Bedum voor de schoorsteenpijp van de zuivelfabriek. Ze werden gezien als stakingsbrekers en werden dan ook door de de schippers met stenen bekogeld. Door de opkomst van vrachtwagens ging de hele binnenvaart verloren en kwamen veel schippers zonder werk. Er kwam ook een einde aan de schippersbeurs en de schippers verdwenen uit het dorpsbeeld. Hun plaats is ingenomen door ‘bootjesvoarders’ (recreanten) die nu het dorpsbeeld sieren. [Bron : A.S. Brakema e.a., 2001, Onderdendam. 200 jaar met het Nut, Bedum: Profiel Uitgeverij, pag.22-24.]